Hoe wordt kinderalimentatie berekend?

Op het internet zijn veel tools te vinden waarmee je kan berekenen hoeveel kinderalimentatie je moet betalen. Je vult dan een aantal gegevens in en vervolgens wordt berekend hoeveel alimentatie je ongeveer moet betalen. Toch is het handig om een beetje een idee te hebben van de basisbeginselen van alimentatierekenen. 

Stap 1: Kosten van de kinderen vaststellen

De eerste belangrijke stap is de vraag welk bedrag nodig is voor de kinderen. Dit wordt 'de behoefte', 'kosten van de kinderen' of 'eigen aandeel kosten van kinderen' genoemd. Hoe hoog de behoefte is wordt berekend op basis van het netto gezinsinkomen - inclusief vakantiegeld, 13e maand en andere vaste toeslagen op het salaris -  in het jaar dat de ouders uit elkaar gingen. De rechtspraak heeft hier een handige tabel voor ontwikkeld. Stel dat het netto gezinsinkomen € 3.500 per maand was en dat je twee kinderen hebt; één van 4 jaar oud (4 punten) en één van 8 jaar oud (2 punten). In de tabel vind je dan dat de behoefte van de kinderen € 745 per maand is (dus € 373 per kind per maand). 

De kosten van de kinderen blijven altijd hetzelfde. De gedachte hierachter is dat de kinderen niet slechter mogen worden van de scheiding. Ook zes jaar later, als de kinderen uit het voorbeeld dus 10 en 14 zijn, is de behoefte nog steeds € 373,50 per kind per maand. Wel wordt de behoefte jaarlijks met een bepaald percentage verhoogd om te corrigeren voor de inflatie. Die correctie ligt meestal ergens tussen 1-3% per jaar. 

Stap 2: Draagkracht vaststellen

Als je weet hoeveel de kinderen kosten, dan is de volgende vraag natuurlijk hoeveel iedere ouder moet bijdragen in die kosten. Dat wordt berekend op basis van het netto inkomen dat je nu hebt, inclusief vakantiegeld, 13e maand en andere vaste toeslagen op het salaris. Bij dat inkomen wordt opgeteld het kindgebonden budget waar een ouder recht op heeft. Stel dat ouder 1 maandelijks € 2.000 netto verdient en ouder 2 € 1.500. De kinderen wonen bij ouder 1 en deze ouder ontvangt daarom het kindgebonden budget.  Het kindgebonden budget dat ouder 1 ontvangt is € 370 per maand. Dat betekent dat voor de alimentatieberekening het inkomen van ouder 1 € 2.370 is en dat van ouder 2 € 1.500.

Vervolgens wordt berekend wat de ouders van dit inkomen nodig hebben om de vaste maandelijkse lasten te betalen, zoals huur/hypotheek/ziektekostenverzekering/voeding/etc.  Hier is een vaste formule voor die in een tabel is verwerkt. Deze manier van berekenen wordt ook wel 'het forfaitaire systeem'. In dit systeem wordt geen rekening gehouden met de werkelijke vasten lasten maar worden die lasten als volgt begroot:

a. 30% van het inkomen wordt besteed aan wonen;

b. maandelijks is een bedrag van € 1.090 (bijstandsnorm) nodig om alle andere lasten dan de woonlasten te kunnen voldoen.  

Ouder 1 heeft per maand dus € 711 (30% van € 2.370) nodig om de woonlasten te kunnen voldoen en € 1.090 voor de overige vaste lasten. Ouder 2 heeft € 450 nodig om de woonlasten te kunnen voldoen en € 1.090 voor de overige lasten. Van het bedrag dat overblijft na aftrek van deze lasten (dat bedrag wordt 'vrije ruimte' genoemd) is 70% beschikbaar voor kinderalimentatie. In ons voorbeeld:

Ouder 1 kan 70 % van (€ 2.370 - € 711 - € 1.090) = € 398 bijdragen voor de kinderen.
Ouder 2 kan 70% van (€ 1.500 - € 450 - € 1.090) = - € 40  bijdragen voor de kinderen. Het bedrag is hier negatief. Toch gaat de rechtbank er dan van oud dat de betreffende ouder € 25 per kind per maand kan bijdragen

Opgeteld kunnen deze ouders dus € 423 per maand bijdragen in de kosten van de kinderen. Dat betekent dat er een tekort is want de kinderen kosten € 750 per maand. Hier is geen oplossing voor (maar lees hieronder even verder).

Stap 3: Bijdrage vaststellen en zorgkorting

In het voorbeeld wonen de kinderen bij ouder 1. Zij zijn om het weekend van vrijdag tot zondag bij ouder 2. In dat geval betaalt ouder 2 alimentatie aan ouder 1. Ouder 1 betaalt geen alimentatie; doordat de kinderen het grootste deel van de tijd bij hem/haar zijn, draagt die ouder feitelijk al een groot deel van de kosten.

Moet ouder 2 nu € 50 per maand aan ouder 1 betalen? Nee, ouder 2 krijgt een korting op de alimentatie voor de dagen die de kinderen bij hem/haar zijn.  Als de kinderen om de week van vrijdag tot zondag bij ouder 2 zijn, dan is dat ongeveer 1 dag per week (4 dagen per maand). De zorgkorting is dan 15% van de behoefte (€ 750) per dag (per week), dus € 112,50. In het voorbeeld kan ouder 2 die zorgkorting alleen niet (volledig) krijgen omdat er eigenlijk geld tekort is. Vaak wordt het tekort verdeeld over de ouders maar in dit geval zal de rechter waarschijnlijk beslissen dat ouder 2 toch € 50 per maand aan ouder 1 moet betalen. 

Als de ouders in de toekomst meer gaan verdienen, dan kan ouder 2 meer bijdragen in de kosten van de kinderen. Er moet dan een nieuwe berekening worden gemaakt.  Voorbeeld:

Ouder 1 verdient nu € 2.500 netto per maand en ouder 2 ook. 

Ouder 1 kan 70 % van (€ 2.870 - € 861 - € 1.090) = € 643 bijdragen voor de kinderen.
Ouder 2 kan 70% van (€ 2.500 - € 750 - € 1.090) = € 462 bijdragen voor de kinderen. 

Nu hebben de ouders samen voldoende draagkracht om in de kosten van de kinderen te voorzien. Er is zelfs te veel - samen kunnen ze € 1.105 betalen voor de kinderen - en de ouders dragen dan naar rato van hun draagkracht bij. De rekensom ziet er dan zo uit: draagkracht van de ouder / draagkracht van de ouders samen x de kosten van de kinderen.

Ouder 1 kan bijdragen: 643 / 1.105 x 750 = € 436.

Ouder 2 kan bijdragen: 462 / 1.105 x 750 = € 314. Omdat er nu genoeg geld is voor de kinderen, kan ouder 2 de zorgkorting van 15% volledig krijgen. Hij/zij betaalt dan uiteindelijk aan ouder 1 € 314 - € 112,50 = € 201,50